-
1 navire
navire [naavier]〈m.〉♦voorbeelden:navire de guerre • oorlogsbodemnavire de sauvetage • bergingsschipnavire amiral • vlaggenschipnavire kangourou • kangoeroeschipnavire marchand • koopvaardijschiparmer un navire • een schip uitrustenm -
2 fit out
-
3 appareiller
-
4 ausrüsten
ausrüsten♦voorbeelden: -
5 fit out a ship (for something)
-
6 appareiller un navire
appareiller un navire -
7 armer un navire
armer un navire -
8 ein Schiff ausrüsten
-
9 armer
armer [aarmee]♦voorbeelden:♦voorbeelden:s'armer de tout son courage • al zijn moed verzamelen1. v1) (be)wapenen2) uitrusten (met), voorzien (van)3) versterken, wapenen [beton]4) uitrusten [schip]5) spannen [trekker]6) laden [kanon]2. s'armer (de)v -
10 armement
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский